Drijven en Zinken

Verzamel allerlei verschillende voorwerpen uit de natuur en kijk met z’n allen wat er zinkt en wat er blijft drijven.

Tijdsduur: 30-60 minuten
Voorbereidingstijd: 5 minuten
Doelgroep: Peuter (2-4 jaar), Kleuter (4-6 jaar)
Doelgroepsgrootte: Groep met meer dan 10 kinderen
Ontwikkeling: Cognitieve ontwikkeling

Wat heb je nodig?

  • Teil
  • Water (om water makkelijk mee te nemen is het handig als je 2 grote flessen vult met water)

Voorbereiding:

Pak een teil en 2 flessen gevuld met water. Neem de kinderen mee de natuur in. Dit kan overal zijn, in het bos, op het strand, een weide of een landweggetje. Laat de kinderen allemaal een voorwerp zoeken uit de natuur. Geef een aantal voorbeelden zoals een blaadje, gras, een steen, een veertje, een tak of een stuk zwerfafval. Wanneer iedereen iets heeft kun je beginnen met de activiteit.

Aan de slag

Zet de teil op de grond en giet het water erin. Laat alle kinderen in een cirkel om de teil heen zitten zodat iedereen het goed kan zien. Geef alle kinderen één voor één een beurt. Laat het kind die aan de beurt is eerst het voorwerp wat hij/zij gevonden heeft benoemen. Vervolgens mag het kind het voorwerp in de teil doen en kijkt iedereen wat er gebeurd. Zinkt het? Of blijft het drijven? Leg het voorwerp naast de teil en het volgende kind is aan de beurt. Als iedereen een beurt heeft gehad
komt de volgende stap.
Leg de voorwerpen in twee groepen. Voorwerpen die blijven drijven en voorwerpen die zinken. Veel kinderen zullen het nog weten wat er gebeurde met hun voorwerp. Wanneer een kind het niet meer weet laat je het opnieuw testen in de teil met water. Je hebt nu twee groepjes.

Praat met elkaar over de voorwerpen die zinken.
Stel de volgende vragen:
Zinken de voorwerpen op dezelfde manier?
Gaan ze allemaal even snel naar de bodem?

Welk voorwerp zinkt het snelst?
Lijken alle voorwerpen die zinken op elkaar?
Zijn er verschillen tussen deze voorwerpen, welke?
Zijn alle voorwerpen die zinken groot?
Van welk materiaal is het voorwerp wat zinkt?

Bespreek nu de voorwerpen die drijven.
Stel de volgende vragen:
Drijven de voorwerpen op dezelfde manier?
Hoe drijven ze? (liggen ze plat op het water of liggen ze er half in?
Welke voorwerpen kunnen het beste drijven?
Als je een steen op een drijvend blad legt, wat gebeurd er dan?
Van welk materiaal is het voorwerp wat blijft drijven?

Tijdens de vragen over zinken en drijven kun je het volgende benoemen:
1. Het materiaal waaruit het voorwerp bestaat (denk hierbij aan hout, steen, etc.)
2. De vorm van het voorwerp (is het een rechthoek, ovaal, driehoek, vierkant?)
3. Het gewicht van het voorwerp (is het zwaar of licht?)
4. De grootte van het voorwerp (is het groot of klein, lang of kort, dik of dun?)

Ontwikkelingsgebieden stimuleren

Tijdens deze activiteit stimuleer je de cognitieve ontwikkeling van het kind. Wat leert een kind precies tijdens deze activiteit? Kinderen leren waarnemen, sorteren en vergelijken.
Waarnemen:
De kinderen leggen materiaal in het water en kijken wat er gebeurd
Sorteren:
Leg voorwerpen in twee groepen. Voorwerpen die blijven drijven en voorwerpen die zinken
Vergelijken:
Bespreek wat de overeenkomsten en verschillen zijn van voorwerpen die blijven zinken en van voorwerpen die blijven drijven.